Op 20 december 1944 begon de toestroom van arbeidsmigranten naar Zuid-Limburg.
De mijnindustrie heeft een groot te kort aan arbeiders en die komen dan vanuit het buitenland. In september 1944, net na de bevrijding van de mijnstreek, zijn 8.000 arbeiders weggegaan. Segre Langeweg, historicus, vertelt hoe dat kwam:
Daarnaast werden alle Duitsers en mensen die met de vijand geheuld hadden ontslagen. Desondanks zijn de kolen uit de Limburgse mijnen harder nodig dan ooit:
Die 8.000 arbeidsplaatsen moeten dus snel weer gevuld worden. Helaas valt de werving in het noorden van Nederland tegen:
Jef van den Bosch, oud-koempel, weet nog hoe het was om met buitenlanders te werken:
Jef was soms liever onder buitenlandse arbeiders dan onder Nederlanders: